Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Aan het [20]allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk is zal dat eten; het zal u een heiligheid zijn. 20. Het zij binnen in het heilige, of buiten nevens het brandofferaltaar, dat zelf een heiligheid der heiligheden genoemd wordt; Ex.29:37. Zie wijders Lev.6:16,26, en Lev.7:6, en Lev.8:31, en Lev.14:13. Deze plaats wordt het heilige der heiligen, of het allerheiligste, of zeer heilige genoemd in vergelijking van den gansen voorhof, waar de gemeente bijeenkwam. God heeft gewild dat de priesters dit alles hier zouden eten, om de heiligheid dezer offeranden te tonen, en de priesters [die niet voor Gods aangezicht als zijn gasten aten] van alle overdaad en onmatigheid af te houden. Wat nu in hun private huizen mocht gegeten worden en door wie, daarvan zie vs.11,13,19.